De Playchess-regel
De verjaardag van Leon Pliester werd een schaakdag voor mij. ’s Middags speelde ik op internet een aantal partijen tegen Pinda. Hij zal er vast geen probleem mee hebben dat het genoemd word. Misschien heb ik nog grappige partijen van de match.
In de avond toog ik naar het Denksportcentrum. Leon Pliester had ik niet gezien, dus ik kon hem ook niet feliciteren. Eenmaal binnen zag ik een heleboel kleine kindjes en Lennart. Jarno was er ook en noemde mij zijn ex-collega, iets wat Lennart niet leek te begrijpen.
Schaken
Ik speelde nog wat tegen Lennart. Zelfs toen had hij al een raar trekje: in tijdnood gooide hij de stukken om, waarna ik door m’n vlag ging… Vervolgens werd het tijd voor het echte werk. Het speeltempo was 7 minuten p.p.p.p., dat was dus vrij traag.
Inkomen
In de eerste ronde speelde ik tegen Ewood. Een broedermoord met voorbedachte rade. Ewood zeurde aan het begin nog: "Jammer dat ik wit heb. Met zwart ben je makkelijker te verslaan." Dat rotjoch… graag had ik hem verslagen, maar het mocht niet zo zijn. "Brutale mensen hebben de halve wereld," zou Edwin Baart dan zeggen. "Als ik de andere helft maar heb," mompelde ik toen. Het werd echter een dikke nul. Dertien minuten lang ging de partij gelijkop, maar in hevige tijdnood was zijn stelling makkelijker te spelen.
Daarna speelde ik tegen Bert Kieboom. In een soort Nimzo-Indisch besloot ik ditmaal mijn witveldige loper niet naar b7 te ontwikkelen. Deze innovatie gaf me goed spel, maar ik kon er niet makkelijk van profiteren. Uiteindelijk ruilde ik mijn sterke paard voor zijn loper om een pion te winnen. Ondanks tijdnood won ik en had ik mijn eerste puntje.
De partij tegen Lennart was mijn eerste witpartij van het toernooi. Ik speelde zeer matig, maar toen Lennart een stuk wegblunderde, bood ik remise aan, wat hij aannam. Ik dacht: "straks gooit ie weer alle stukken om."
In de vierde ronde speelde ik tegen Mark Pieterse. Hij speelde 1.b4 en ik besloot meteen een pion in het centrum te zetten. Zorgvuldig dacht ik steeds na en ik probeerde een goede stelling te krijgen. Hij deed standaardzetten en ik kreeg niet echt grip op zijn stelling. Door hevige tijdnood ging ik uiteindelijk ten onder, ondanks dat hij het vreselijk uitspeelde. Hij zei: "Ja, hij dacht drie minuten na." of zo. Misschien moet ik de volgende keer maar gewoon alles blind a tempo zetten tegen ‘m.
De Tjerk Sminia-regel
De Tjerk Sminia regel ging voorlopig niet op. Volgens die regel zou een zware dag op Playchess (internet) juist een goed voorteken zijn voor de echte wedstrijd. Daar had ik nog niet veel van gemerkt. Ik speelde knap beroerd.
In de vijfde ronde speelde ik tegen Chris Kooijman. Met zwart had ik het Schots gambiet kunnen proberen te weerleggen, met wit moest ik iets tegen zijn Siciliaans doen. Dat was nog niet zo makkelijk, zeker niet toen ik een pion weggaf en m’n damevleugel offerde om aan de andere kant een aanval te krijgen. Hij gaf echter z’n dame weg en verloor. Hoewel, ik deed het in tijdnood kalm aan en hield slechts drie seconden over.
Reeks
Na deze overwinning speelde ik tegen Bert Balke (ik heb de volgorde nagevraagd aan Ewood). Ik had weer eens zwart. Het werd een soort Siciliaanse opstelling, (!) waarin hij op c6 ruilde en ik snel …d7-d5 doorzette. Hij tastte het punt echter gemakkelijk aan met c2-c4 en later e2-e4. Ik dacht lang na, maar ik wist uit de problemen te blijven. Hij gaf nog een kwaliteit weg, maar in tijdnood zag ik niet hoe ik snel een tegenaanval moest opzetten. Gelukkig hielp hij me door zelf aan te vallen. Ik jaagde op goed geluk zijn koning naar voren en wist een matje af te leveren.
Daarna speelde ik tegen Eddy van de Velden. Die naam past niet zo bij Eddy. Hij geeft nog wel eens velden weg, namelijk. Ik wilde geen 2…Pc6- Siciliaan spelen, dus speelde ik à la Ewood 1.Pf3, waarna 1…f5 kwam. Dat was nou ook weer niet de bedoeling… Ik speelde 2.d3?! 3.Pc3 en 4.e4, gevolgd door een plan met g3, Lg2, 0-0, Pe1 en f4, om de stelling onder controle te houden. Ik had nog geruild op f5 en eigenlijk ging het. Toen hij Pf6-g4-h6 deed, zette ik een paard op g5, gevolgd door Ld5 en Dh5, waarna hij opgaf. Een maffe partij.
Serieuze tests
Ook tegen Slisser hield mijn innovatie prima stand. Meestal weerlegt Slisser mijn openingen, maar tactisch (!) ben ik vaak wel zijn angstgegner. Ook nu zag ik een grappige mogelijkheid. Ik liet op h3 een paard verdwalen, waarna ik op h4 een stuk offerde. Zoals het in de partij ging leverde het me een kwaliteit op. Pas in tijdnood wist ik het toch nog lastige duel eindelijk te beslissen.
In de negende ronde bewees ik Ewood onbewust een goede dienst. Ik versloeg Tom de Ruiter. Er kwam een variant op het bord die Ewood ook altijd tegen mij speelt met zwart. Meestal mag ik dan blij zijn met een halfje, nu werd het meer. Ik wist de problemen over de zwarte velden te voorkomen, waarna hij een toren offerde voor mijn zwarte loper. Het offer bleek best speelbaar te zijn, want ik had weinig mogelijkheden om de zwarte stelling aan te tasten. De partij was plotseling voorbij toen hij vanwege een penning een loper verloor.
Ook de één-na-laatste ronde was een serieuze test. Tegen Disselhoff, een lid dat niet meer bij BSG externe competitie speelt, moest ik een aanval overleven. Na 1.Pc3 Pf6 kwam een zet die Vincent Rothuis ongetwijfeld kent: 2.g4!? "Wat is het nut van die zet?" "Het opent lijnen en het paard staat dom op g4," zou hij dan zeggen. Na 3.e4 d6 4.d4 had wit zeker compensatie. Ik speelde een soort Pirc-opstelling, waarin ik met Pf6, Le7, Pbd7, c6, e5, b5, a6 en Lb7 een actie op de damevleugel ging voorbereiden. Iets met exd4, c5 en c4 leverde een stuk op. Ik won nog ergens een stuk, waarna ik kon afwikkelen. Toch was het wel een spannende partij, want met zo’n passieve opstelling kan het ook goed misgaan. Het was in ieder geval een gevecht.
Laatste partij
In de laatste ronde speelde ik tegen een moedeloze Cees Beijen. Hij had een punt (tegen Eddy van de Velden), maar daar was het bij gebleven. Snel wilde hij naar huis.
In het Scandinavisch morste hij wat tempi. Ik bouwde een mooie stelling en met een grappige aftrekaanval won ik een stuk. Hij kon namelijk kiezen uit mat of stukverlies. Daarna spartelde hij wat door en speelde ik heel rustig met het stuk meer. (later een volle toren meer)
Na deze partij zag ik de mooie reeks die ik ongemerkt had gemaakt: zeven opeenvolgende overwinningen! Ongetwijfeld een record! Dank je, Lennart!!!
Eindstand
Ewood won het toernooi. Ik vroeg hem of hij alles had gewonnen. Nee, hij had niet gewonnen van de Ruiter. Zelfs geen remise, zo bleek. Kan gebeuren, dacht ik. Toch bleek De Ruiter Ewoods voornaamste uitdager. Hij eindigde slechts een halfje achter hem. Het halfje bleek hij aan Lennart te hebben afgestaan. Goed zo, Lennart!
Zelf eindigde ik met 8½ uit 11 waarschijnlijk als derde. Niet slecht, al had ik het aan het begin verprutst. Om een toernooi te winnen, moet je (ook) goed beginnen.
Lennart scoorde niet zo best. In de laatste ronde versloeg hij Disselhoff, die nog een praatje maakte. Hij was in de laatste drie ronden de jeugdspelers tegengekomen en die hadden hem drie nullen bezorgd. Zo kan dat gaan…
Eindstand:
1. Ewood [2178] 10
2. De Ruiter [2070] 9½
3. Jep [1966] 8½
…
12. Beijen [1673] 1
Persoonlijke scores:
1. E de Groote [2178] 0 z -0.23
2. Kieboom [1968] 1 z +0.50
3. Ootes [1974] ½ w +0.01
4. Pieterse [1782] 0 z -0.74
5. Kooijman [1943] 1 w +0.47
6. Balke [1843] 1 z +0.33
7. Van de Velden [1776] 1 w +0.25
8. Slisser [2049] 1 z +0.61
9. De Ruiter [2070] 1 w +0.64
10. Disselhof [1896] 1 z +0.40
11. Beijen [1673] 1 w +0.15
Tot: 1923 8½ 1z +2.41
TPR = 2136.
Dit vind ik nou mooie cijfertjes…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten