30 mei 2020

Hou vol!

“Hi Jep, hou vol, je moeder komt eraan!”, appte m’n pa terwijl ik voor de winkel stond te wachten. Mijn manier van impliciet communiceren was weer eens verkeerd gegaan.

Vanwege de te verwachten drukte rond het pinksterweekend had mijn moeder eigenlijk geen zin om met mij naar de IKEA te gaan om wat spullen te halen (onder andere een plank voor m’n kop en een bak met zand om m’n kop in te steken), maar vanochtend draaide ze dan toch langzaam bij. We zouden voor een tafel gaan kijken in een niet nader te noemen woonwinkel aan het spoor in Bussum.

Ik kondigde aan dat ik me klaar ging maken en op m’n fiets zou springen. Daarbij trok ik nog ruim de tijd uit om m’n tandjes te wassen, waarna ik in allerijl naar het bruisende stadscentrum van Bussum fietste om m’n moeder niet te lang te laten wachten. Daar aangekomen trof ik een lege winkel aan. Uit een appje maakte ik op dat m’n moeder nog in de soeppan stond te roeren.

Vervolgens verkende ik de winkel maar in m’n eentje. Echt leuke spullen kon ik er niet vinden. M’n moeder kwam een kwartier of zo na het appje van m’n pa ook in de winkel aan. Ze was behoorlijk enthousiast over een niet al te dure tafel, waarna ik nogal ongeïnteresseerd counterde dat ze dergelijke tafels bij de IKEA voor de helft van het geld hadden.

Die middag zat ik plotseling in een grijze Suzuki. Achter het stuur nota bene. Ik slaagde erin het kleine, met vogelstront besmeurde voertuigje veilig in de parkeergarage van de in Amersfoort gevestigde Zweedse meubelgigant af te leveren, waarna we in de wachtrij moesten staan. Het wachten beperkte zich tot hooguit enkele minuten of zo. In de winkel gingen we kijken voor een eettafel, een spelletjeskast en een bureau. De eettafels werden stuk voor stuk door m’n moeder afgekeurd. Daardoor was het ook onduidelijk hoe ik mijn hokje in zou gaan delen en of er nog wel ruimte zou zijn voor een spelletjeskast. Maar het bureau, dat werd wel een succes. Het is een in hoogte verstelbaar L-vormig bureau geworden, wat ik zelf graag wilde.

Het pakket konden we bij een aparte balie afhalen, nadat we wat andere zooi (onder andere een aantal nieuwe pannen en van die batterijtjes voor mijn muizen) hadden afgerekend. Dat duurde even, waardoor mijn moeder even kon p…, eh, naar het toilet kon gaan. Ze wist de sanitairvoorziening niet te vinden, of het was vanwege de coronamaatregelen afgesloten, waardoor ze even later onverrichter zake terugkwam. Kort daarna kwam het bureau uit het magazijn rollen. Het bestond uit twee enorme pakketten. “Dat past makkelijk in je auto”, merkte ik enigszins laatdunkend op, maar dat sarcasme werd door m’n moeder niet opgepikt. Even later stonden we met de kartonnen dozen te prutsen en kwamen we tot de vervelende ontdekking dat ze inderdaad met geen mogelijkheid in het wagentje pasten.

Er was maar één oplossing: m’n pa bellen. Terwijl hij knarsetandend de trip naar Amersfoort maakte in het zwarte slagschip, probeerde m’n moeder opnieuw een toilet op te zoeken. En opnieuw faalde ze, waardoor ze nog langer door moest bijten. Gelukkig werd het geduld beloond, want even later parkeerde m’n pa de gezinsauto naast die mug van m’n moeder. De dozen pasten met enige moeite in de Volkswagen, waarna we het bureau in mijn hokje in elkaar gingen zetten. Dit is ervan geworden:

Mijn nieuwe bureau.

De enige dingen die me nog mateloos irriteren zijn de plek van de router en de tafellamp die nu gigantisch in de weg staat, maar voor de rest ben ik hier superblij mee! Eindelijk staat het bureau weer waar die hoort, namelijk in de woonkamer. Nog even volhouden en ik heb echt een droomhuis.

De verleden tijd; een grammaticavraagje

Je ziet tegenwoordig steeds vaker zinsneden als “dit is waarom…” en “dit is hoe…”, wat duidelijk letterlijk vertaald Engels is (wat is er mis met woorden als hierdoor en daarom?). Er zijn nog wel meer terreinen waarop het Engels aan terrein wint in het Nederlands, bijvoorbeeld bij het gebruik van de verledentijdsvormen.

De Engelse verleden tijd heb ik altijd heel lastig gevonden. Je denkt er feeling voor te hebben, dan komt er een grammaticales op de middelbare school, waarin wordt benadrukt dat de Engelse grammaticaregels toch echt heel anders zijn. Vaak stichtten die lessen bij mij meer verwarring dan duidelijkheid. Het subtiele onderscheid tussen bijvoorbeeld de onvoltooid tegenwoordige tijd en de voltooid verleden tijd is me destijds nooit zo duidelijk geworden, waardoor ik er in de gesproken taal onnoemelijk vaak de mist mee in ben gegaan. Gelukkig ben ik er nu iets beter in thuis en kan ik er misschien nog wat inhoudelijks over schrijven, maar echt goed snappen doe ik de materie niet.

Het Engels maakt, meer dan het Nederlands, gebruik van de onvoltooid verleden tijd, zeg maar de saaie verleden tijd (ik deed, ik sliep, ik hoorde). Het Duits gebruikt daarentegen bijna alleen maar de voltooid tegenwoordige tijd, dus met een voltooid deelwoord erin (ik heb gedaan, ik heb geslapen, ik heb gehoord). Dat zal ik hieronder aan de hand van een voorbeeld proberen te illustreren, hopelijk zonder onze buurtalen te verkrachten.

Engels: Yesterday I drew Alexander Kabatianski.
Duits: Gestern habe ich Remis gespielt gegen Alexander Kabatianski.

In het Nederlands kan het denk ik allebei:
Gisteren remiseerde ik tegen Alexander Kabatianski.
Gisteren heb ik geremiseerd tegen Alexander Kabatianski.

Ik ben zelf geneigd om voor de tweede optie te gaan en ik denk dat die ook gangbaarder is in dit geval, al denk ik niet dat er ooit een Nederlander op de vingers is getikt omdat ‘ie in een soortgelijke zin de onvoltooid verleden tijd gebruikte. Sterker nog: het gebruik van de onvoltooid verleden tijd lijkt in het Nederlands alleen maar toe te nemen, vermoedelijk onder invloed van het Engels. Maar zijn sommige grammaticale constructies in het Nederlands dan ook echt fout? Volgens een grammaticasite gelden voor het gebruik van de verleden tijd in het Nederlands nagenoeg dezelfde regels als in het Engels. Zo geeft de site de volgende voorbeeldzin:

De Industriële Revolutie begon in Engeland.

Zelf zou ik weer geneigd zijn om de voltooid tegenwoordige tijd gebruiken, juist om te benadrukken dat de gebeurtenis inmiddels wel is afgerond:

De Industriële Revolutie is in Engeland begonnen.

Is dat dan incorrect? Dat heeft dan niemand me verteld! Het enige verschil tussen het Nederlands en het Engels ontstaat wanneer er een tijd genoemd wordt.

Engels: I bought a bike last week.
Nederlands: Ik heb vorige week een fiets gekocht.

Het heeft geloof ik te maken met wat men als afgerond ervaart. Britten zien vorige week als iets wat is afgerond, waardoor ze de onvoltooid verleden tijd moeten gebruiken. Amerikanen gebruiken zelfs bijna altijd de onvoltooid tegenwoordige tijd. Wij Nederlanders ervaren kennelijk niks als afgerond, dus kunnen we de voltooid verleden tijd zelfs voor duidelijk afgebakende momenten in het verleden gebruiken (Ik heb mijn huidige fiets negen jaar geleden in Uithoorn gekocht lijkt me grammaticaal volkomen normaal.)

So far, so good. Maar nu iets waar ik echt nog steeds moeite mee heb. In het Engels heb je:

I lived in Amstelveen for two years,

wat inderdaad betekent wat je zou verwachten, namelijk dat je twee jaar op die plek gewoond hebt. Echter, er is ook de zin:

I have lived in Naarden for five years,

wat, ondanks het gebruik van de voltooid tegenwoordige tijd, juist betekent dat je vijf jaar in die stad hebt gewoond en het nog steeds doet. Het is nog allesbehalve voltooid! Wie kan mij de logica hierachter uitleggen? En dan niet aan komen zetten met het argument dat talen niet logisch zijn! Ik heb een beetje houvast nodig.

29 mei 2020

Voer voor psychologen

Je zit als president van het machtigste land ter wereld bijna aan een stuk door te tweeten. Je bent president geworden omdat je goed was in het opruien van mensen via Twitter. En dus probeer je nu het blauwe vogeltje met de gouden eieren te slachten.

We weten allemaal dat Donald Trump een enorm liegbeest is. Daarom was het ook grappig dat Twitter het lef had om twee van zijn tweets als mogelijk misleidend aan te merken. Nog grappiger was Trumps reactie: hij dreigde de socialemediabedrijven te sluiten. Uiteindelijk ondertekende hij een decreet waardoor de socialemediabedrijven zelf verantwoordelijk werden voor de keuzes die zij maken over inhoud die op de sociale media wordt geplaatst. Hierdoor zouden de bedrijven opeens verantwoordelijk worden voor de lulverhalen die hun gebruikers de wereld in slingerden.

De reactie van Twitter daarop liet zich dan ook raden: het platform verborg meteen een walgelijke tweet van Trump, waarmee werd aangetoond dat de stampvoetende Amerikaanse president zichzelf alleen maar in de voet had geschoten door Twitter tegen de veren in te strijken. Je kunt immers niet met iedereen oorlog voeren. En in dit geval kan Trump alleen maar verliezen, want hij heeft Twitter harder nodig dan andersom. Net als Obama bij het White House Correspondents Dinner in 2011 heeft deze klucht wat weg van een gevalletje you just picked a fight with the wrong person bird.

17 mei 2020

De verkeerde zak

Laatst was het kattenvoer op en omdat ik te lui was om naar de dierenwinkel te fietsen, bracht ik het onderwerp ter sprake terwijl ik bij m’n ouders spaghettislierten weg zat te slurpen. Ik had geluk: mijn ouders hadden ook bijna geen voer meer, dus ging mijn moeder op internet twee zakken kattenvoer bestellen.

De levering verliep voorspoedig en in het begin van de nieuwe week kreeg ik al een berichtje dat ik de zak op kon halen. Ik wachtte er natuurlijk mee tot onze eetdate op vrijdag. Ik was het voer natuurlijk alweer bijna vergeten, maar net voordat ik bij de deur was, viel mijn oog op de enorme zak in het kattenmandje. Mijn moeder was ondertussen al een uiltje gaan knappen, dus hees ik de zak onder het goedkeurend oog van mijn vader op mijn fietsje. Eenmaal thuisgekomen bekeek ik de zak nog eens goed. Iets klopte er niet…

Screenshot uit de reclame van het Tempo-Team met die bloedirritante topkok. De tekst is van mezelf.

Een hondenkop zat me blij aan te kijken. Wat stom van me om dat niet te hebben gezien. Had ik dan de verkeerde zak meegenomen? Maar voor wie zouden die hondenbrokken dan zijn? Ik besloot m’n moeder maar een berichtje te sturen. Ze reageerde pas een dag later, wat tot de volgende wonderlijke dialoog leidde:

Ik: Heb ik nou hondenvoer meegenomen? 

Beppie: Ja, ik ook?

Ik: Was dat de bedoeling?

Beppie: Nee, natuurlijk niet.

Nog voordat ik die laatste reactie had gelezen, werd ik al gebeld, waardoor ik nog steeds niet goed wist of ik de verkeerde zak had meegenomen. Dat werd al snel duidelijk en met het schaamrood op de kaken kwam m’n moeder een dag later de zak hondenvoer ophalen. Ik kreeg nog een bakje met kattenvoer mee, waar mijn kieskeurige viervoeter het ongetwijfeld nog een maand op kan redden. Met een pak printpapier, stickers met rare spreuken erop en een of andere gepolijste steen op zak blies m’n moeder even later weer de aftocht. Ze hoopte de zakken hondenvoer nog om te kunnen wisselen. Mocht dat niet het geval zijn, dan hoop ik eventuele hondenbezitters hierbij voldoende geïnformeerd te hebben.

Ik had voor vandaag het plan opgevat om een voorraad mondkapjes in huis te halen. Ik ben in ieder geval gewaarschuwd. Goed uitkijken dus dat ik niet per ongeluk een pak onderbroeken in huis haal of zo.

16 mei 2020

Johan Hut overleden

Wat is dat toch met schakers die ruim voor de pensioenleeftijd overlijden? Nadat ons het afgelopen decennium al schakers en schaakouders als Huub van Dongen (1955-2011), Leon Pliester (1954-2012), Jan Overbeek (1955-2014), Geert Vlug (1955-2018) en Rozemarijn Vos (1959-2019) waren ontvallen, kwam daar deze week schaakjournalist Johan Hut (1961) bij.

Mijn eerste kennismaking met Johan Hut moet in het jaar 2000 geweest zijn, toen ik het Persoonlijk Jeugdkampioenschap had gewonnen en ik naar het Nederlands Jeugdkampioenschap mocht. Het mocht allemaal niet veel naam hebben. Ik kan me iets van een interview herinneren en dat ik met m’n lelijke kop op de foto moest, maar dat was het dan wel.

In de jaren die volgden, schreef Johan veel over het eerste team van BSG, dat destijds vooral uit fossielen bestond. Keer op keer wist het team de strijd tegen de degradatiestreep te winnen, maar eind 2004 had het team zich in een precaire situatie gemanoeuvreerd. “BSG vecht voor zijn laatste kans”, kopte Johan klaarblijkelijk op schakers.info, een verslag dat vervolgens in het clubblad werd opgenomen (Kontakt, maart 2005). Ondanks een sterke eindsprint degradeerde BSG dan toch. Het was de eerste keer in de geschiedenis van de club dat BSG niet in een van de hoogste klasses (meesterklasse/hoofdklasse of eerste klasse) speelde.

Een jaar later werd het overigens nog dramatischer toen BSG promotie misliep. “Bussumse schakers grijpen naast titel en Wüstefeld krijgt de schuld”, kopte Johan toen, een titel waar helaas niks gelogen aan was. Destijds volgde Johan de avonturen van Emile Wüstefeld in het kwalificatietoernooi (de zogenaamde “halve finales”) voor het echte Nederlands Kampioenschap op de voet. Die zomer schreef hij bovendien rubrieken vol over de prestaties van Henk van der Poel op het Open Nederlands Kampioenschap in Dieren, waar hij onder anderen Sipke Ernst versloeg.

In de jaren die volgden, verdween BSG in Johans schaakrubrieken langzaam maar zeker naar de achtergrond. Liever schreef hij over En Passant, dat zich helemaal vanuit de onderbond naar de meesterklasse had opgewerkt en uiteindelijk ook kampioen werd. Zelf had ik het daar best moeilijk mee, omdat we met BSG in die tijd ook (structureel) op het hoogste niveau opereerden, maar bijna geen publiciteit kregen, waardoor ik vaak nogal kattige stukjes schreef over hem. Gedrag waar ik gelukkig overheen ben gegroeid.

De laatste jaren kwam BSG weer vaker in Johans rubrieken voor. Op de BSG-site heb ik geregeld krantenknipsels van wedstrijdverslagen in de Gooi- en Eemlander overgenomen. Op de Facebook-pagina van BSG liet hij zich eind vorig jaar ontvallen dat hij het artikel Broers De Groote wijzen BSG de weg met plezier had geschreven, omdat hij het bijzonder vond dat Ewoud en Jesper samen de hoofdrol vervulden. Daar werd ik stil van. Nu, een half jaar later, ben ik dat weer. Johan, rust zacht.

13 mei 2020

Virtuele Formule 1: tof of flut?

Om in tijden van corona toch te kunnen racen, is het internet een uitkomst. Een aantal Formule 1-coureurs, zoals Charles Leclerc, Alexander Albon, Lando Norris en George Russell, alsmede enkele ex-coureurs en andere enthousiastelingen (voornamelijk voetballers), heeft zich toegelegd op het virtuele Formule 1-kampioenschap. Zijn de races het aanzien waard?

Afgelopen zondag werd, op de dag dat de werkelijke race had moeten plaatsvinden, de virtuele Grand Prix van Spanje verreden. Het was een heel spektakel, want de wedstrijd werd live uitgezonden en zelfs tamelijk hysterisch becommentarieerd. Twintig coureurs, gewapend met een racestuur, racestoel en gigantische tv-schermen, deden vanuit hun huiskamer een gooi naar de overwinning in de 33 ronden durende race.

Het virtuele Formule 1-kampioenschap wordt gespeeld met het nogal krakkemikkige spel F1 2019 van Bugmasters, dat al sinds jaar en dag de licentie heeft om de officiële Formule 1-spellen te maken. Puristen halen hun neus op voor het spel, net als enkele coureurs, voornamelijk omdat de circuits slecht zijn nagemaakt. Hoe vernachel je een monopolie…

Snoep, baby

Het gebrek aan realisme leek George Russell niet te deren, want hij zette zijn Williams (!) gewoon op pole, voor ex-Formule 1-coureur Esteban Gutiérrez en Charles Leclerc. Als op zondagmiddag de lichten doven, heeft hij zijn goede uitgangspositie al gauw weer verspeeld. Gutiérrez neemt vrijwel direct de koppositie over, waarna Leclerc hem in de tweede bocht ook nog de tweede plaats ontfutselt. Daarna gaat het hard en ziet hij ook Albon en teammaat Nicholas Lafiti erlangs glippen.

Anders dan in echte Formule 1-races, waarin inhalen vrijwel onmogelijk is vanwege de aerodynamica, wijzigen de posities vooraan in rap tempo, als ware het een MotoGP-race. Leclerc weet Gutiérrez al in het begin van de tweede ronde de koppositie te ontfutselen, waarna Albon de Mexicaan twee ronden later naar de derde plek terugverwijst. Om nog onopgehelderde redenen duikt de Britse Thai aan het eind van de ronde alweer de pits in, waardoor hij terugvalt tot tussen de voetballers.

Als een mes door de boter

Russell, die teammaat Lafiti stilletjes voorbij was gegaan, profiteert. Ook hij gaat Gutiérrez voorbij, waarna hij jacht maakt op Leclerc. Het duel wordt kortstondig onderbroken als de drie koplopers tegelijk binnenkomen voor een nieuw setje banden. Ze komen nog achter Albon de baan op. Met z’n vieren werken ze zich langs de slakken heen. Op het moment dat ze weer aan kop liggen, begint Leclerc langzaam wat van zijn achterstand op Albon af te knabbelen, waardoor de Red Bull-coureur voor de tweede keer in de korte race naar de pits gaat en terugvalt naar de zevende plaats. Daarmee is zijn rol vooraan wel uitgespeeld.

Dat geldt niet voor Russell, die in de slotfase hard inloopt op Leclerc. Nadat ze elkaar een paar keer voorbij zijn geslipstreamd trekt Russell definitief aan het langste eind. Maar daarmee is de kous nog niet af, omdat de Brit een tijdstraf heeft gekregen voor het herhaaldelijk afsnijden van de baan. Terwijl de coureurs steeds opzichtiger de bochten afsnijden (Russell neemt niet eens meer de moeite om die vreselijke chicane fatsoenlijk te nemen), lijkt Leclerc de race op zak te hebben. Maar dan gebeurt het ongelooflijke als de Monegask om de een of andere reden ook een tijdstraf krijgt voor het afsnijden van de baan. De Britse commentatoren gaan uit hun dak.

Zodoende wint Russell de race alsnog, voor Leclerc, die bijna nog van geluk mag spreken dat hij ondanks zijn tijdstraf Gutiérrez voor weet te blijven. Albons slotoffensief stelt niks voor, waardoor hij met een vierde plek genoegen moet nemen. Hij blijft Lafiti nog wel voor. Best of the rest wordt ex-Formule 1-coureur Anthony Davidson, die Antonio Giovinazzi op de valreep weet te kloppen, vermoedelijk omdat de Italiaan in de race een aantal tijdstraffen had verzameld.

Ragequit

En hoe zat het dan met onze lolbroek Lando Norris? Hem was het lachen al gauw vergaan. Na een teleurstellende kwalificatie, waarin hij nog bestraft werd omdat hij zijn wagen na een spin in de laatste bocht tegen de rijrichting in de pits in probeerde te dirigeren, spinde hij in de race al in de eerste ronde. Na nog een tijdstraf te hebben verzameld voor een snelheidsovertreding in de pits, gaf hij de pijp aan Maarten. Daarmee was hij de enige uitvaller van de race, wat niet zo gek was, aangezien de auto’s onkwetsbaar waren (geen blikschade, geen mechanische defecten om het realistisch te houden).

Honerable mentions waren er nog voor de voetballers Thibaut Courtois en Koen Aguero, die zich redelijk in de middenmoot wisten te handhaven en er zelfs in slaagden ex-Formule 1-coureur Vitantonio Liuzzi te kloppen. Maar goed, nu het eindoordeel: hoe goed is het virtuele racen?

Spektakel ★★★★☆

In tegenstelling tot echte Formule 1-races, die nogal statisch zijn vanwege de beperkte inhaalmogelijkheden, was de virtuele race heel dynamisch. De koplopers wisselden elkaar steeds af. De gevechten in de middenmoot waren lastiger op waarde te schatten, omdat de regie ze links liet liggen, zodat het onduidelijk was wat daar gebeurde, maar al met al was de race wel vermakelijk.

Realisme ★★☆☆☆

De keerzijde van het spektakel was dat er flink aan realisme was ingeleverd. Inhalen in de Formule 1 hoort moeilijk te zijn, maar dat kwam er in de simulatie niet zo uit. DRS is in de echte Formule 1 al overpowered en nu alleen nog maar meer. Ook konden coureurs straffeloos het circuit afsnijden of juist grasranden, kerbstones en stukken uitloopstrook meepakken die je in werkelijkheid in een baan om de aarde zouden lanceren. En dan heb ik het nog niet over achterblijvers die ineens in spookauto’s veranderen. Maar goed, het kan allemaal nog veel erger

Regie ★★☆☆☆

Misschien wel het grootste minpunt van de virtuele races is dat ze lastig te volgen zijn. De stand is moeilijk leesbaar, de intervallen zijn zo mogelijk nog onduidelijker. Ook zie je de ontwikkeling van de onderlinge gaten niet (komt iemand dichterbij of juist niet?) en wie al gestopt zijn en wie nog moeten. Doordat de mindere deelnemers alleen in beeld komen wanneer ze op een ronde gezet worden, is het heel lastig om een goed beeld van hun race te krijgen. Het ontbreken van herhalingen is ook jammer. Wat gebeurde er bijvoorbeeld met Norris? Kreeg hij een hijs, of spinde hij uit zichzelf? Dan is de regie in de echte races vaak beter, al valt ook daar soms nog het nodige op aan te merken…

Eindoordeel ★★★☆☆

De virtuele Formule 1 is soms frustrerend onrealistisch, maar minder saai dan de gemiddelde echte Formule 1-race. Internetraces hebben nog weleens de neiging volledig te ontsporen, maar dat was nu niet het geval. De coureurs gedroegen zich beheerst en professioneel. Ik ben voorzichtig benieuwd naar de volgende virtuele Grand Prix!

09 mei 2020

Boekenboninwisseldag

Doorgaans bestaan kerstpakketten uit flessen wijn, koekjes en andere ondefinieerbare meuk. Niet op de universiteit! Die deelde met kerst altijd gul cadeaubonnen uit. En op verjaardagen kreeg ik vaak boekenbonnen. Omdat de stapel met waardepapieren wel erg uit begon te puilen, en sommige bonnen hun houdbaarheidsdatum begonnen te benaderen, ging ik op deze mooie dag het dorp in om de bonnen te verzilveren.

De laatste tijd heb ik me wat meer beziggehouden met de inrichting van mijn hokje. Ik moest die drie uur die ik voor de coronacrisis aan forenzen was toch ergens aan besteden… Zo heb ik laatst mijn boekenkast anders ingedeeld, waardoor ‘ie er voller en minder rommelig uitziet. Ik ben er heel blij mee!

Waar ik minder blij mee was, is dat mijn prullenbak laatst uit elkaar viel. Gewoon uit zichzelf. Nou ja, bijna dan. Toen ik ‘m open wilde doen, viel het deksel eraf. Ik had ook niet de technische begaafdheid om ‘m weer te repareren, dus wilde ik wel een nieuwe. Er was alleen een probleem: op mijn fietsje kreeg ik zo’n ding natuurlijk niet mee, dus ging ik met m’n moeder, die een autootje heeft, gezellig (want niet op corona-afstand) winkelen.

Erin, eruit, snel en pijnloos

De prullenbak hadden we al gauw bij de Blokker gevonden. Niet dat er veel keus was, maar deze prullenbak voldeed aan de eisen, dus hebben we ‘m meegenomen. Het is zo’n prullenbak met een deksel die opengaat als je ‘m aanraakt. Mijn ambulant begeleidster had ook zo’n ding en was er heel erg blij mee. Waar ik wat minder blij mee was, was de prijs, maar omdat ik nog een heleboel cadeaubonnen had, heb ik er amper een cent aan hoeven uitgeven.

Met hetzelfde gemak als waarmee Olav Mol door de plassen langs de bushalte raast, liepen we nog een heleboel andere winkels binnen, waaronder winkels waar ik twintig jaar geleden niet dood gevonden had willen worden. Vanwege het c-woord stonden er flinke wachtrijen voor diverse winkels, alsmede de plaatselijke buurtsuper. Irritant! In de winkels moest je verplicht een mandje meenemen. Het idee daarachter is natuurlijk dat de winkels kunnen voorkomen dat er te veel mensen binnenkomen, maar het is wat overdreven als je alleen wat bij de kassa wilt vragen.

Gelegaliseerde diefstal

Anyway, nadat we sokken, desinfectiemiddel en zo’n memoblok (die vierkante papiertjes die ik vroeger te pas en te onpas gebruikte om hersenspinsels op vast te leggen) hadden gehaald, was het tijd om de boekenbonnen op te maken. We liepen op de bonne foi de Los (dat is dus een boekenwinkel) in, waar ik mijn oog liet vallen op een aantal schaakboeken, vreemd genoeg. Het waren boeken die me vaag bekend voorkwamen. Ik kon me nog net inhouden ze te kopen, maar toen ik het nieuwe boek van David Smerdon, een oud-teamgenoot, tegenkwam, kon ik dat niet meer. Ik meende me een positieve recensie op Schaaksite te herinneren, dus was ik verkocht.

Mijn moeder kwam daarna met het boek Hoe economie de wereld kan redden aanzetten. Die titel sprak me wel aan. Het risico dat deze dikke pil ongelezen in mijn pas opgeruimde boekenkast zou gaan verstoffen, wilde ik wel nemen. Opnieuw konden we de boeken meenemen zonder een cent uit te geven. Omdat we nog shoptegoed hadden, deden we ook de Bruna nog aan. Daar kwam mijn moeder met het nieuwste boek van Thomas Piketty aanzetten. Van zijn eerste werk heb ik het uittreksel (ooit op Ameland gekocht), dus wilde ik het vervolg ook wel in mijn bezit hebben. #proudlefty

Als klap op de vuurpijl schafte ik ook maar meteen een nieuwe agenda aan. In mijn huidige agenda staat op 13 mei dat de schoolagenda’s van volgend schooljaar weer verkrijgbaar zijn bij de Bruna, maar dat is het helemaal nog niet geweest! Hoe dan ook, ik geloof niet dat ik ooit zo vroeg in het jaar een nieuwe agenda heb gekocht. Vroeger wachtte ik daar altijd tot het einde van de zomervakantie mee. #delaatstenzullendeeerstenzijn.

Daarna was het weer tijd geworden om de een-na-schattigste auto die er bestaat weer uit de krappe parkeergarage te bevrijden. De parkeerkosten? 80 cent. Dat was zowat onze enige uitgave van de dag… We togen naar de Karwei, waar per auto maar één bezoeker werd binnengelaten, dus bleef ik maar buiten. Daar werd ik aangemoedigd om lekker in de luie stoel voor de winkel te zitten, ruim binnen corona-afstand van een best lekkere dame, zodat ik nog wat feromoontjes mocht opsnuiven. Mijn moeder was al gauw weer terug, omdat ze geen bruikbare eettafels hadden. Binnenkort gaan we de IKEA lastigvallen (want ook daar heb ik nog een waardebon van).

Thuis ben ik in het zonnetje maar mijn nieuwe boeken gaan lezen, nadat m’n moeder m’n ouwe prullenbak had meegenomen. Dit was me het dagje wel!

07 mei 2020

De verspreiding van het coronavirus in België (een update)

Terwijl Europa zich langzaam maar zeker opmaakt om de draad weer op te pakken, is het tijd om de ravage die het coronavirus heeft aangericht nader te bestuderen. Hoeveel mensen zijn er daadwerkelijk besmet, hoeveel mensen worden dan ook ziek en hoe groot is de kans om aan het virus te overlijden?

Foutloos en secuur werken is aan mij niet besteed. Doorgaans sluipt er altijd wel een foutje in mijn artikelen. Zelfs in mijn rubriek op schakers.info gebeurde dat constant. Een kwestie van veel zinnen herschrijven en niet goed nalezen. In mijn artikel van vorige week zaten echter wel drie storende fouten in het model van het verloop van de verspreiding van het coronavirus in België.

De eerste storende fout is dat ik het aantal actieve gevallen (de besmette personen minus de genezen en overleden personen) gebruikte in plaats van het totale aantal besmette personen. De tweede fout was dat ik de data van de besmettingen verkeerd had. Die werden in het Belgische artikel genoemd, maar niet in het Nederlandse artikel dat ik als bron gebruikte. En ten slotte was het model lang niet zo accuraat als ik dacht. Daarom wilde ik de gemaakte fouten in dit artikel even rechtzetten.

Het idee achter het model is weer als volgt: voor iedere dag is bekend bij hoeveel mensen het coronavirus is vastgesteld. Op basis van de steekproef onder bloeddonoren is voor twee dagen bekend hoeveel mensen (naar schatting) echt besmet zijn. Door deze twee gegevens met elkaar te combineren, kan het verloop van de besmettingen geconstrueerd worden.

Hierbij moet worden opgemerkt dat het aantal gerapporteerde besmettingen en de infectiegraad onder bloeddonoren altijd achterlopen op het werkelijke aantal besmettingen. Volgens het Belgische artikel zitten er twee weken tussen besmetting en het moment waarop de antilichamen in het bloed ook daadwerkelijk te detecteren zijn. Een bloeddonor die op 30 maart positief testte op corona, moet het virus dus uiterlijk 16 maart hebben opgelopen.

Om diezelfde reden zit er tijd tussen de besmetting en de tijd dat iemand ziek wordt (of het moment waarop de ziekte wordt vastgesteld). Deze incubatietijd is vermoedelijk langer dan de twee weken voordat iemand een detecteerbare hoeveelheid antilichamen in zijn of haar bloed heeft, aangenomen dat het een tijd duurt voordat de immuunrespons echt op gang komt. Aan de andere kant zou het ook kunnen zijn dat degenen die vatbaar voor het coronavirus zijn juist sneller ziek worden.

Het verloop van het werkelijke aantal besmettingen is dus het aantal gerapporteerde besmettingen, maar dan verschoven in de tijd en gedeeld door de kans dat iemand die besmet is ook ziek wordt. De beste schatting lijkt een extra incubatietijd van 5 dagen en een kans van 7,5% om ziek te worden. Dit betekent dat iemand met een kans van 7,5% 19 (14 + 5) dagen na de besmetting ziek wordt.

Gemodelleerd aantal besmettingen en overledenen in België als fractie van de totale bevolking. Het aantal werkelijke besmettingen is gekalibreerd aan de hand van de infectiegraden van bloeddonoren (de zwarte stippen).

De lijn van het aantal werkelijke besmettingen (op basis van de data van bloeddonoren) loopt dus 5 dagen voor op de officiële besmettingen en naar schatting dus 14 dagen achter op het moment waarop de besmettingen ook daadwerkelijk plaatsvonden. Tevens is de lijn een factor 1/7,5% opgehoogd. Het aantal werkelijke besmettingen kan vervolgens gebruikt worden om het aantal sterfgevallen (rood) te modelleren.

Hiervoor moet ik een sterftekans p bepalen en de verdeling van de sterfteduur. Het verloop van het aantal sterfgevallen laat zich echter niet makkelijk modelleren. Het lijkt erop dat een sterftekans van 1,3% en een sterfteduur van gemiddeld 11 ±2 dagen het best gemodelleerd wordt. Zelf vind ik de geringe standaarddeviatie een indicatie dat het model niet heel goed is, maar wellicht zijn de verschillen in sterfteduur ook echt gering. Bovendien heeft het model alsnog veel moeite om het verloop van het aantal sterfgevallen te modelleren.

Aantal sterfgevallen per dag in België. Rood: werkelijke aantallen, zwart: gemodelleerd.

Idem, maar dan met cumulatieve aantallen.

Te zien is dat het model de sterfgevallen tijdens de piek onderschat en aan de randen dus overschat. Het verloop van het aantal sterfgevallen was in werkelijkheid dus veel gepiekter dan mijn simpele model kan verklaren. Ik kan twee redenen bedenken waarom dat het geval is: 1) het sterftecijfer is niet constant over de tijd, bijvoorbeeld doordat eerst jongere mensen besmet werden (wintersporters, carnavalvierders) en daarna de oudjes in verzorgingstehuizen. Inmiddels hebben de kwetsbaarste mensen het loodje gelegd, waardoor het virus minder dodelijk is voor de overgebleven bevolking. 2) Wellicht is dit een aanwijzing dat het zorgsysteem tijdens de piek overbelast was, waardoor niet iedereen de benodigde zorg kreeg.

Doordat het model niet erg goed is, is het ook lastig om voorspellingen te doen. Hoeveel mensen gaan er nog overlijden als er de komende weken bijvoorbeeld 200 nieuwe besmettingen per dag bij komen? Wat als er helemaal geen nieuwe besmettingen meer bij komen? Doordat het model de overlijdenskans in de staart overschat, zullen de voorspellingen dus ook wel overschattingen zijn. Het goede nieuws voor onze zuiderburen is (voor zover dat nog nieuws mag heten) dat het aantal sterfgevallen al sinds halverwege april hard daalt, zodat ze hopelijk in het staartje van de crisis zitten. Hopelijk geldt dat voor hun lager gelegen buurland ook.

Het model suggereert dat:

  • 6% van de bevolking besmet is (iets lager dan in het vorige model)
  • 7,5% van de besmette personen ziek wordt (dit was 4%)
  • 17% van de zieke personen overlijden (dit was 38%)
  • 1,3% van de besmette personen overlijden (dit was 1,5%)
  • 95% daarvan tussen de 7 en 15 dagen overlijdt
  • de incubatietijd ongeveer 19 dagen is

Er is nog wel een kanttekening te plaatsen. Doordat de infectiegraad alleen van (lichamelijk) gezonde bloeddonoren is bepaald, kunnen er in werkelijkheid meer mensen besmet zijn dan gedacht. Dit betekent dat de kans om ziek te worden kleiner is dan gedacht. Aan de andere kant lijken de gerapporteerde coronadoden in België verbazingwekkend goed in de pas te lopen met de oversterfte, wat betekent dat het model met betrouwbare data gevoed wordt. Desondanks is het nog een hele kluif om op basis van deze puzzelstukjes de hele coronapuzzel te leggen, zoals vorige week duidelijk bleek. Hopelijk weet dit model de tand des tijds beter te weerstaan.