Het zal waarschijnlijk iedereen ontgaan zijn, maar we leven in een bijzondere tijd: voor het eerst sinds 2007 is een man de oudste nog levende persoon op aarde. Bijzonder, want mannen leven over het algemeen een aantal jaartjes korter dan vrouwen in de westerse wereld. In Nederland overlijden mannen bijvoorbeeld gemiddeld ruim vijf jaar jonger, waardoor de verzorgingstehuizen vooral door oude besjes worden bevolkt.
Lange tijd heb ik die kortere levensverwachting van mijn geslacht ter kennisgeving aangenomen, maar op de middelbare school werd ik toch wel benieuwd hoe dat nou kon komen. Ik kwam er maar niet achter. Waren het louter natuurlijke verschillen die het enorme verschil in levensverwachting (ongeveer 80 om 75 jaar in de jaren 90) konden verklaren, zoals het verschil dat vrouwen twee X-chromosomen hebben, waardoor ze minder kans hebben op nare erfelijke ziektes? Of verouderden vrouwen trager, zoals de biologiedocente zei?
In ieder geval is het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen lang niet meer zo groot als vroeger. Wanneer de sterftekansen niet meer zouden veranderen, zou een in 2011 geboren jongen gemiddeld ruim 79 jaar leven, dat is dus zijn levensverwachting. Een meisje zou volgens diezelfde methode gemiddeld bijna 83 jaar op deze vijandige wereld rondlopen. Een verschil van nog geen vier jaar dus. In de jaren 70 van de vorige eeuw was dat verschil nog bijna zeven jaar. Mannen zijn bezig aan een inhaalslag, voornamelijk doordat ze minder zijn gaan roken.
Toch is er nog steeds een verschil. Een tijdje geleden had ik de CBS-gegevens over doodsoorzaken in 2010 gedownload. Het levert een hele schat aan informatie op. Eerst maar wat kale cijfertjes die ik zelf heb berekend (met de nodige afrondingsfouten erin):
De levensverwachting was in 2010 78,67 jaar voor jongens en 82,58 jaar voor meisjes (de werkelijke waarden zijn iets hoger). Mannen waren gemiddeld ongeveer 74 jaar bij overlijden en vrouwen 79½ jaar (doordat er relatief weinig oude mensen in Nederland zijn, overlijden er dus relatief veel jonge mensen). De kans om te overlijden neemt vanaf het dertigste levensjaar met ruim tien procent per jaar toe en verdubbelt binnen zeven jaar. Hierdoor schiet de kans om binnen een jaar te overlijden omhoog van ongeveer een op de honderd rond de pensioengerechtigde leeftijd, via een op de twintig rond je tachtigste naar een op de drie in de hoogste leeftijdscategorie (boven de 95 jaar).
De kans om te overlijden neemt vanaf een jaar of 20-30 exponentieel toe met de leeftijd. |
In de grafiek is goed te zien dat het overlijdensrisico voor mannen op vrijwel alle leeftijden hoger is. Dat springt er in de volgende grafiek goed uit:
Mannen hebben op vrijwel alle leeftijden een grotere kans om te overlijden. Het relatieve risico is het grootst rond hun twintigste en is daarna ongeveer anderhalf keer zo hoog. |
Door het hogere overlijdensrisico blijven er met de tijd minder mannen dan vrouwen over. Gemiddeld genomen heeft een man dezelfde overlijdenskans als een vrouw die vier jaar ouder is dan hijzelf. Dat is goed te zien in de overlevingsgrafiek:
De oppervlakte onder een dergelijke grafiek is overigens de levensverwachting. Interessante data, maar het raadsel waarom mannen nog steeds zo'n vier jaar eerder overlijden wordt er niet mee opgelost. Daarvoor moeten de doodsoorzaken worden bestudeerd.
In de volgende grafiek heb ik de sterftekansen van mannen en vrouwen van verschillende doodsoorzaken weergegeven. Het is een heel gepriegel geworden:
De sterftekansen zijn voor mannen doorgaans hoger, al zijn er interessante observaties te maken: zo overlijden mannen tot een jaar of 55 minder aan kanker dan vrouwen, maar halen ze dat op latere leeftijd ruimschoots in. Long- en prostaatkanker lijken hier voornamelijk debet aan te zijn. Ook de ziekten aan de ademhalingsorganen openbaren zich op latere leeftijd meer bij mannen - dat zal wel met hun hogere tabaksconsumptie te maken hebben.
Onthutsender liggen de zaken bij de hart- en vaatziekten. Mannen hebben op alle leeftijden een aanzienlijk hogere kans om hieraan te overlijden - rond hun zestigste is de kans meer dan twee keer zo hoog. Toch zijn dat niet verhalen die je veel hoort. Doordat de sterfte aan hart- en vaatziekten enorm met de leeftijd stijgt, overlijden er momenteel zelfs meer vrouwen dan mannen aan en daar hoor je wel iedereen over.
Een groot verschil in sterfte zit in de "uitwendige doodsoorzaken", dat zal niet als een verrassing komen. Wel verrassend vind ik de abrupte stijging boven de 70 jaar. Natuurlijk worden mensen kwetsbaarder op die leeftijd en kennelijk compenseren ze dat niet voldoende door voorzichtiger te worden.
Al met al blijken deze vier categorieën van doodsoorzaken 84 tot 87 procent van het totale verschil in levensverwachting te verklaren:
Kanker 1,12 - 1,42 jaar (29-36 %)
Hart- en vaatziekten 1,05 - 1,31 jaar (27-34 %)
Uitwendige doodsoorzaken 0,43 - 0,50 jaar (11-13 %)
Ziekten aan ademhalingsorganen 0,35 - 0,52 jaar (9-13 %)
Al deze doodsoorzaken bij elkaar verklaren 3,28 tot 3,39 jaar van het verschil in levensverwachting. Dat is heel leuk, maar wat deze verschillen veroorzaakt, is nog niet meteen duidelijk. Wel weten we in welke richting we moeten zoeken. Longkanker en ziekten aan ademhalingsorganen duiden op roken. Roken is ook slecht voor het hart: zo hadden mannen tijdens het hoogtepunt van de rokersepidemie in 1980 van hun 50e tot 65e meer dan drie keer zo veel kans om te overlijden aan iets met hun hart dan vrouwen, dat verschil is nu wat minder. Historisch gezien zijn mannen toch al kwetsbaar op die leeftijden:
Verhouding sterftekansen tussen mannen en vrouwen in Nederland. Vanaf de Tweede Wereldoorlog kleurt de grafiek felrood, wat duidt op een ernstige oversterfte bij mannen. Dat hebben ze vooral te danken aan hun tabaksmisbruik. Interessanter is dat mannen ook daarvoor tussen hun 45e en 65e een aanzienlijk hogere kans hadden om te overlijden. Bron: Kennislink. |
Mogelijk werd dit verschil in sterftekansen op middelbare leeftijden door het verschil in sterfte aan hart- en vaatziekten veroorzaakt. Nog steeds leveren mannen hierdoor gemiddeld een jaar van hun leven in, zelfs nu ze grotendeels gestopt zijn met roken. Een natuurlijk verschil? Of is het stressgerelateerd? Of heeft het te maken de negatieve gevolgen van ijzerstapeling?
In ieder geval kunnen mannen wat hoopvoller zijn over de toekomst: hartkwalen kunnen beter worden behandeld en de effecten van het roken, waar mannen overigens beter tegen zijn bestand dan vrouwen, zullen langzaam verdwijnen. Momenteel kost de extra sterfte aan longkanker mannen nog een half jaar. Tel daarbij nog een half jaar op van de ziekten aan de ademhalingsorganen en het verschil in levensverwachting kan worden teruggebracht tot minder dan drie jaar.
De vraag is of er nog veel vanaf gehaald kan worden: ongelukken en geweld zullen meer mannenlevens eisen. De reden voor het verschil in levensverwachting is toch nog voor het grootste gedeelte een verschil in gedrag: waar mannen gedrag vertonen dat slecht is voor hun gezondheid (roken, risico's nemen, vechten), vertonen vrouwen vaker gedrag dat goed is voor hun gezondheid (gezond eten, om de haverklap naar de huisarts gaan). Toch zijn er optimisten die zeggen dat alles wel goedkomt. Fijn om te weten. En Jiroemon Kimura laat zien dat het mannen het echt wel in zich hebben om lang te leven, zelfs in een land waar het verschil in levensverwachting nog vele malen groter is dan in ons natte landje (86 om 79 jaar in Japan, een verschil van zeven jaar). Dat stemt mij hoopvol.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten