Kamperen
Afgelopen week stond voor mij in het teken van een vakantie. Van maandag tot en met woensdag kampeerde ik met twee Stumass-vrienden op Terschelling, het derde Waddeneiland (de "T" van TV-TAS) voor de kenners. Pas vandaag had ik tijd, energie en zin om er een verslagje van te maken.
Het idee voor de vakantie ontstond pas enkele weken geleden. AM, mijn huisgenootje, vond het wel een leuk idee om met medestudenten op pad te gaan. Gezien de aankomende ov-droogte (van 16 juli tot 16 augustus is reizen met het openbaar vervoer niet meer gratis), werd besloten dat de vakantie snel moest worden ingepland. Uiteindelijk werd de periode 11-13 juli daarvoor uitgekozen. Niet te lang en niet te kort. Drie mensen gingen mee: naast ondergetekende en AM ging ook Pepijn, onze buurman, mee. Er werd een rustige kampeerlocatie uitgekozen, een camping van Staatsbosbeheer bij het plaatsje Hoorn. AM en Pepijn zouden voor een tent zorgen.
Maandag 11 juli
Maandagmorgen werd ik door m'n ma op Naarden-Bussum afgezet. Ik had m'n rugzak en een zware koffer mee, waar voor m'n gevoel veel te veel troep in zat. In Hilversum kwam ik Pepijn tegen. Hij had nog meer tassen, wat niet zo gek was: hij had immers een tent. Terwijl hij op het station nog een kopje koffie haalde, kwam de trein aan. Ik stapte maar in, maar toen hij maar niet terugkwam, begon ik een beetje in paniek te raken. Wat moest ik doen als hij het niet zou halen? Gelukkig zag ik hem toen aan komen rennen. Hij was nog net op tijd. In de trein was gelukkig nog plek voor de bagage, waarna we langzaam naar Leeuwarden gingen.
In Leeuwarden moesten we overstappen op een plaatselijke trein naar Harlingen. Het minitreintje stond propvol vakantievierders en hun bagage. AM kwam er even later ook nog bij. Na een half uur afzien konden we bijna op de boot uitstappen. Wel was het enorm druk: een enorme mensenmassa wilde vandaag blijkbaar naar Terschelling. Het waren vooral jongeren, die blijkbaar net vakantie hadden gekregen.
Gelukkig werden we al vrij spoedig aan boord gelaten. Pepijn had de boottickets mee, waarna we de tassen op een karretje gooiden en aan boord gingen. Aan boord was het erg druk. Het bovendek was al helemaal bezet, een dek lager was nog wel plaats in de schaduw. Daar gingen wij dan maar zitten. Wat verderop zat een groep jongeren te blowen en van die agressieve "muziek" te draaien. Het stond me helemaal niet aan. De jongens waren net criminelen (één zo'n gast in de wachtrij naar de boot zat steeds sterke verhalen te vertellen over hasjbezit en vlindermessen) en de meiden leken wel hoeren. Ik hoopte maar dat we niet bij ze op de camping stonden. Gelukkig zullen de meeste jongeren wel naar de Appelhof zijn gegaan.
Na twee uur kwamen we eindelijk op Terschelling aan. We hadden de bagage weer teruggevonden, waarna we de fietsen gingen huren. Het ging er allemaal een beetje chaotisch aan toe bij de haantjes. We moesten ene Sjaak hebben, die ons naar de fietsen zou leiden, waarna we bij een ander konden afrekenen. Op de een of andere manier hadden we verschillende fietsen gekregen: er was één rode fiets en twee grijze. Uiteindelijk nam ik de rode fiets maar en ging Pepijn op de damesfiets (:S) zitten. Pas nadat we de fietsenwinkel hadden verlaten om wat klachten (aanlopende spatborden en zo) te verhelpen, merkte hij het op.
De camping lag op ongeveer tien kilometer afstand van de haven, maar voor het gevoel was het korter. Op de camping was echter geen receptie en de bagage was er ook nog niet. Het trekkersveldje, waar we zouden overnachten, was wel snel gevonden. De bagage bleek uiteindelijk toch te zijn afgeleverd door de fietsenverhuurder, waarna we de tenten gingen opzetten. Op dat moment ontdekte Pepijn ineens dat hij op de een of andere manier geen tentstokken had. AM had haar tentje wel vrij vlot opgebouwd, Pepijns tent miste een geraamte. Hij kwam echter tot een creatieve oplossing en gebruikte een aantal takken en boomstronken om zijn tent aan op te hangen. Met het touw dat voor waslijn had moeten dienen, wist hij er een vrij stevig geheel van te maken. Na het afknippen van de uitstekende takken kon zelfs de buitentent erover.
Het avondmaal bestond slechts uit friet bij de plaatselijke snackbar. Na het maaltje en de tentperikelen besloten we nog naar het strand te fietsen. Daar gingen we met het getij spelen totdat de zon om vier over tien onder de horizon verdween.
Dinsdag 12 juli
De dag erna was ik nog een beetje moe: echt goed had ik niet kunnen slapen. Mijn reisgenoten waren al op en hadden broodjes gekocht. Er was zelfs thee bij. Het was redelijk mooi weer en we zouden nu de oostkant van het eiland bezichtigen. Dat leek me in ieder geval een mooi gebied met mooie getijdegeulen, ver weg van die criminele jongeren.
Er stond een zwakke oostenwind en langzaam brak het zonnetje door. In het begin verliep de reis nog soepel: lange schelpenpaden slingerden door het duingebied. Omhoog en omlaag in flauwe bochten, alsof het een soort saaie achtbaan was. Dat veranderde plotsklaps. Opeens hield het pad op en moesten we via een soort zandpad waar organisch materiaal op was geflikkerd naar het oosten gaan. Eerst ging dat rallyrijden nog wel, later veranderde het parcours het in een verraderlijke serie geulen en gleuven, zoals je op de heide ook vaak ziet.
De tocht duurde en duurde maar, totdat we bij een uitkijkpost kwamen. Volgens de kaart was de oostkant van het eiland nog heel ver weg, terwijl de leuke getijdegeulen beschermd natuurgebied waren. Een domper. Daarom klauterden we maar de duinen over, op weg naar de zee. Hoewel het redelijk warm en zonnig was, was het door de wind nog behoorlijk fris. Desondanks liepen we vrolijk het water in, wat toch wel koud was. We deden daarom maar iets wat tussen pootjebaden en zwemmen in zat.
Na nog wat in de zon te hebben gezeten, besloten we maar weer terug te fietsen via de kronkelweggetjes. In het dorp werden nog wat levensmiddelen gekocht, die vervolgens op de camping werden verorberd. Vervolgens gingen we op zoek naar tentstokken. Pepijn nam zelfs de hele tent mee, zodat hij met de juiste tentstokken zou terugkomen. Helaas wezen alle winkelmedewerkers weer een andere kant op. Uiteindelijk was er toch wat gevonden. Boven een soort werkplaats waar ook ijskarren werden geprepareerd, werden klaarblijkelijk ook kampeerartikelen verkocht. Helaas bleken de benodigde stokken niet voorhanden te zijn, waarna Pepijn ontgoocheld het pand verliet.
Die avond gingen we in een Italiaans restaurant. Het eten smaakte me goed en opgewekt gingen we weer naar huis. Het weer was inmiddels wel omgeslagen. De zon was weg, de warmte was weg en in plaats daarvan woei er een stevige bries uit het oosten. Op de camping gingen we daarom maar voorbereidingen treffen op het noodweer dat eraan zat te komen.
Pepijn had zijn tent al platgegooid en gebruikte het zeil om de bagage mee droog te houden. De bagage werd op een overdekte picknicktafel achter onze tent gegooid, waarna het werd ingesnoerd door het zeil. Het aparte was dat de tafel de hele tijd nog niet was gebruikt, behalve nu we onze bagage eronder wilden gooien. Blijkbaar had het slechte weer ermee te maken. Net toen de eerste mensen waren vertrokken, was de tafel bezet door een groepje pubers.
Pepijn vroeg vriendelijk of we onze spullen op de tafel mochten droppen. Ik zou zoiets niet hebben gedurfd. Hun reactie viel me mee. Ze reageerden vrij onverschillig en gingen weer door met slechte muziek draaien. We moesten maar hopen dat ze niks zouden jatten. Zelf had ik slechts een handdoek als inzet, dus ik kon wel zorgeloos slapen. AM en Pepijn hadden bijna hun hele bezit op de tafel ondergebracht.
De laatste nacht was een gezellige: we sliepen met z'n drieën in één tent. Voor het slapengaan gingen we nog even toep
en. Doordat m'n gezicht gedeeltelijk was verbrand, sliep ik niet heel erg lekker. Vooral m'n verbrande nek, waar m'n vest steeds tegenaan schuurde, deed zeer. Toch kon ik nog wel enigszins in slaap komen, ondanks het onstuimige weer.
Woensdag 13 juli
Het regende flink in de ochtend. Aan de picknicktafel werd het ontbijt genuttigd, waarna we de tent gingen afbreken. Daarna zagen we een auto van Staatsbosbeheer, waarna we eindelijk de betalingen regelden. Om twaalf uur zou de fietsenverhuurder de bagage komen ophalen, dus zetten wij de tassen alvast paraat. De minuten verstreken en verstreken. Om één uur was er nog niemand, dus belde Pepijn maar wanhopig waar het ding bleef. Ondertussen was concurrent Zeelen al tweemaal langsgereden, maar ook zij konden ons niet helpen. We verveelden ons te pletter en pas om twee uur kregen we het sein dat we de tassen wel aan hun lot over konden laten.
Via de duinpartijen fietsten we weer terug, daarbij nog wat foto's makend. Het weer was troosteloos en we hadden weinig zin om nog veel te doen. We deden wat boodschappen, waarna we de fietsen inleverden en op de bagage wachtten. Toen die was gebracht, konden we de boot op. Ditmaal konden we lekker binnen zitten. Tijdens de terugweg las ik een NRC Nachst die toevallig op de tafel lag. Pepijn las een autobiografie over Richard Branson, bekend van zijn sponsoring aan Brawn-GP en het huidige Virgin-Formule 1-team. Jammer genoeg beschrijft het boek alleen gebeurtenissen tot en met 2002, lang voordat het interessant begint te worden. 😉
Op de boot was via een monitor te zien hoe we nou waren gevaren. Tevens werd er informatie gegeven over het schip. Na twee uur wadvaren kwamen we aan in Harlingen, waar we gauw de bagage van zo'n karretje gristen en naar het station liepen. AM werd door haar moeder opgehaald, terwijl Pepijn en ik naar het zuiden afdaalden. Via Overijssel, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Utrecht kwamen we in Amersfoort aan, het eindpunt van de intercity: de bovenleidingen waren gesaboteerd volgens de NS. De stoptrein reed vreemd genoeg wel en in Hilversum werd ik opgehaald. De volgende keer moeten we maar een huisje huren, want kamperen is niet erg leuk met slecht weer. Verder had ik weer een klein stukje Nederland ontdekt, een heel klein beetje gezwommen en m'n conditie een klein beetje aangescherpt.
Vandaag breekt pas echt de vakantie aan. Anderhalve maand niet naar Amstelveen! 😉
Geen opmerkingen:
Een reactie posten