Als ik ’s ochtends m’n nest uit kom rollen, ga ik er niet van uit dat dat ook voor de laatste keer is. Toch had dat gisteren zomaar het geval kunnen zijn. En het was niet eens vrijdag de dertiende.
Na weken van regen was het gisteren eindelijk weer langere tijd droog, dus trok ik eropuit. Poes had duidelijk geen zin om alleen achtergelaten te worden en schoot achter me aan de gang op. Echt weten wat ze daar te zoeken had, had ze ook niet en nadat we alle deuren hadden verkend, durfde ze het aan om naar buiten te gaan. Daar ging ze meteen op de brandtrap liggen rollebollen. Toen ik aan m’n rondje begon, kwam ze achter me aan.
Door de tuinen achtervolgde ze me. Vaak liep ze achter me aan, soms liep ze ook even voor me uit, maar als een satelliet bleef ze altijd bij me in de buurt. Tijdens ons rondje hadden we de nodige obstakels te overwinnen. De buurman die zijn twee honden maar net in toom wist te houden, een bestelbus die onhandig probeerde te keren, een oud omaatje dat uit een uitrit kwam. Poes vond het allemaal doodeng. Toch bleef ze de hele tijd gezellig achter me aan lopen.
We wisten zelfs verder te komen dan de tuin die een paar jaar geleden nog het eindstation van onze wandeling vormde. Maar daarna ging het mis. Bij de garage waren twee kerels met een hogedrukspuit in de weer. Poes schrok ervan en rende de straat op toen ik haar probeerde op te pakken. Ze bleef midden op de weg wachten, om pas weer weg te rennen toen er een auto aankwam. Ze schoot de berm in en al gauw was ze uit mijn zicht verdwenen.
Voordat ik de straat over was gestoken, was er geen spoor meer van haar te bekennen. Ik liep maar angstig en somber naar huis, waar ze ook niet was, dus pakte ik m’n fiets in de hoop dat ik haar dan makkelijker kon vinden. Mooi niet. Doordat de school ondertussen uit was, wemelde het van de fietsende en steppende kinderen, wat mijn zoektocht er niet makkelijker op maakte, dus ging ik maar gauw weer naar huis.
Inmiddels was ik me echt zorgen gaan maken, dus besloot ik een bakje met olijfolie voor de deur te zetten, waarna ik hetzelfde rondje als eerst maakte. Geen spoor van poes. Bij de garage waren de schoonmaakwerkzaamheden ondertussen afgelopen, waar ik ook niet echt gelukkig van werd. Toch een gevalletje van verkeerde moment op de verkeerde plaats.
Eenmaal terug zag ik poes op het terras, waar ze zich te goed deed aan de olijfolie. Helemaal opgelucht rende ik naar binnen, waarna ik de deur opendeed. Poes was niet onder de indruk en kwam pas na enig aandringen binnen, waarna ik haar een prakje gaf. De rest van de middag heb ik haar extra vertroeteld.
Die avond bleef ik bij m’n ouders eten. Omdat de lampjes die ik in het begin van het jaar bij aankoop van een bekeuring had gekregen nog in m’n andere jas zaten, besloot ik voor het echt donker werd weer naar huis te fietsen. Mijn koplamp deed het gelukkig voor de verandering wel (het ding heeft er de laatste tijd een handje van om niet te werken als het donker is), dus was ik nog enigszins zichtbaar in de schemering.
Bij het oversteken van die drukke straat voor m’n huis ging het dan nog bijna mis. Het eerste deel ging nog wel, maar daarna moest ik op de middenberm wachten op een of andere pipo die de zijstraat uitkwam. Hij wilde kennelijk links afslaan of keren en reed superlangzaam voor m’n neus langs, om daarna stil te staan. Achter hem kwam nog een auto, die ook af moest slaan. Hij moest wachten, dus dacht ik wel voor hem langs te kunnen.
Wat ik echter niet gezien had, was dat achter hem op de rechterbaan een auto aan kwam racen. Pas nadat ik de linkerbaan was overgestoken zag ik hem in m’n ooghoek. Ik zag mijn leven als een film aan me voorbijtrekken. Ik zou niet de eerste persoon zijn die zo aan zijn einde kwam. Ik bereidde me voor op de klap, maar die kwam niet. Kennelijk had de bestuurder genoeg geremd en bereikte ik veilig de overkant, zodat het met een sisser afliep. Even later zat ik weer thuis bij de poes en realiseerde ik me dat we allebei door het oog van de naald waren gekropen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten